vrijdag 26 oktober 2018

Wat droegen we echt in de jaren tachtig - en wat draag ik nog


Ik ben een kind uit de jaren zestig, een puber uit de jaren zeventig en een jonge vrouw uit de jaren tachtig. Qua kleding heb ik alle retrostijlen dus in het echt meegemaakt. Sterker nog: een deel van die jaren tachtig collectie ligt en hangt nog steeds in mijn klerenkast. Bij mij heeft vooral die jaren tachtig tijd erin gehakt. Ik begon te studeren in 1980. Kleding liet zien wie je was, niet anders dan nu, alleen deed je het met minder verschillende kleren, waardoor je er beter over moest nadenken.
Vrouwelijkheid had in de jaren zeventig plaats gemaakt voor slobbertruien, tuinbroeken, de eerste katoenen jogginpakken vervingen de terlenka trainingspakken, en in de kast van mijn nieuwe studentenkamer had een vorige huisgenoot een paar hoge basketballschoenen van het merk 'All Star' achtergelaten, die ik onmiddelijk heb weggegooid omdat ik niet basketbalde. Geen haar op mijn hoofd die eraan dacht dat je die ook zomaar op straat aan zou kunnen doen.
Wat droeg ik wel en wat bleef daarvan over? Hoe heeft die tijd mijn omgang met kleding nu beinvloedt?

We kochten allemaal XL oversized T-shirts, in alle kleuren van de regenboog. Ik had persoonlijk een voorkeur voor hardroze, kobaltblauw, blauwgroen en maisgeel. Alles was goed, behalve wit en zwart. Ik droeg tuinbroeken, afgeknipte spijkerbroeken en andere korte broeken boven leren sandaaltjes die ik gekocht had op een vakantie in Griekenland. Uit de jaren zeventig had ik nog een blauw-wit gestreept bretons lange mouwen shirt en van mijn vader een afgekeurde donkerblauwe lambswollen trui. Ik kocht een nieuw koningsblauw gestreept shirt erbij, lekker wijdvallend. Op een tweedehands markt in Amsterdam had ik een paars/geel gestreepte badstof kamerjas gekocht en een seersucker blauw/wit getreept jasje, ook oversized. Sowieso zaten in alle jassen en ook in heel veel truien schoudervullingen. Ik zette zelf mijn galajurken in elkaar, die nog lang waren.  'Spencers' waren een overblijfsel uit de jaren zeventig, maar nu van wol en minder strak. We breiden ook zelf truien van katoen in ingewikkelde patronen, terwijl we in de collegebanken zaten of tijdens videoavonden, met gehuurde video's van de videotheek. Jurkjes en rokken waren zeldzaam, een kort kokerrokje of plooirokje boven een maillot, of als het echt netjes moest, en in dat geval droeg ik ook pumps, met ronde neuzen. Oude mannenoverhemden waren hip, met een riem om het middel, en beenwarmers over je lage laarsjes en sjaaltjes: eindeloos veel sjaaltjes, in mijn haar, op een trui, met lurex glim en zonder, en weer in - je raadt het al - hardroze, kobaltblauw en blauwgroen. Mijn lage laarsjes waren kobaltblauwe afdankertjes van een huisgenoot. Onderbroeken waren nog degelijk en wit en BH's en bikinbovenstukjes, daar deden we niet aan. Eén huisgenoot was gek op wat later 'shoppen' zou worden genoemd, dus als ik iets nodig had, vroeg ik haar waar je dat krijgen kon.

De T-shirts zijn nu wel bijna allemaal afgedragen als slaapshirt, het blauw-witte shirt uit Bretagne heb ik vorige maand pas  weggegooid en vervangen door min of meer dezelfde nieuw. Lambswollen truien met V-hals draag ik nog steeds, net als spijkerbroeken, die ik ook nog steeds afknip als de gaten te groot worden, maar daarna wel alleen als klusbroek draag. Ik heb me nooit helemaal thuis gevoeld in écht vrouwelijke kleding. Wij vonden dat toen iets voor secretaresses, en de jurkjesgeneraties na ons zullen wellicht op ons neerkijken als manwijven. Maar wat voelden we ons bevrijd van de tuttigheid! Er waren nog zat studentenmeisjes in schotse plooirok, parelketting, college shawls en de zogenaamde 'penny shoes' (met zo'n gleufje waar je liefst een Engelse penny in deed), maar dat was toch wel erg degelijk. En ook hun 'blouses' waren niet getailleerd, al zetten ze wel de kraag recht omhoog, iets wat wij toppunt van tuttigheid vonden, ookal moet ik bekennen dat ik het in mijn eerste studiejaar zelf ook deed, omdat oik dacht dat het hoorde.
Wij geloofden toen niet dat het bovenstukje, laat staan badpak, ooit nog op het strand terug zou keren voor dames onder de vijftig. Hooguit voor het Olympisch zwemmen. De groene beenwarmers, sjaaltjes en riemen, het seersucker jasje en mijn eerste galajurk, ik heb ze allemaal nog. De schoudervullingen heb ik wel overal uitgeknipt. Veel truien zijn vergaan, maar blauwe V-hals truien heb ik er altijd wel één van. Onderin de truienkist vond ik laatst mijn top-trui terug: een mosgroene trui, indertijd met schoudervulling, met daarop in gouden letters een herfsttekst: "C'est l'automne". Wat een profetische trui. Toen kon ik hem alleen in de herfst dragen, nu eigenlijk alle dagen: "Het is herfst", buiten en in mijn leven begint het ook al wat herfstig te worden. Mijn eerste dameskleren vallen als oude blaadjes van de boom: gescheurd, of ongedragen. Drie paar pumps - rood, hardroze en donkerblauw - nemen onnodig ruimte in in mijn kledingkast Ik draag ze nooit, weg ermee?

Mijn voorkeur voor loszittende kleding is nooit  meer over gegaan. Waren we een generatie van manwijven?  "I'm so glad that I'm a woman" zongen we, en we meenden het. We wilden alleen geen slaven zijn van een schoonheidsideaal dat voelde als opgelegd door mannen of door de vrouwen vóór ons: weg vrouwelijke vormen, hoge hakken, slanke middeltjes, bolle billen en borsten.  Kleren mochten gewoon 'lekker' zijn. Het liep anders, zie ik aan mijn dochters. En ik vind ze jaloersmakend mooi. Schoonheid heeft het toch gewonnen van gemak. Inplaats van een nieuwe trend, werd ons decennium een tijdelijke terugval in vrouwelijk vertoon. Maar ik heb het nooit helemaal afgeschud en geniet nog van mijn heerlijk zittende oude kloffie. Wat ineens ook verbazingwekkend CO2 vriendelijk blijkt te zijn: een hekel aan shoppen en je oude kleding echt op dragen. Wie weet wordt het ooit weer modieus voor jonge, klimaatbewuste vrouwen. Generatie '20: wat dachten jullie ervan?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten